Wordt vóór vaccinatie onderzocht of al afweer is opgebouwd?

Wordt vóór vaccinatie onderzocht of al afweer is opgebouwd?

Bij uitstel van vaccinatie tegen kinderziekten kan, bijvoorbeeld voor de puberteit een bloedonderzoek plaatsvinden om te onderzoeken of ongemerkt een ziekte is doorgemaakt, zoals vroeger vaak bij de bof gebeurde. Ook rodehond en soms mazelen kan ongemerkt zijn doorgemaakt en toch antistoffen hebben nagelaten in het bloed. Kinkhoest wordt ook niet altijd herkend. Met de uitslag kan men opnieuw overwegen waar een mogelijk risico aanwezig lijkt te zijn (bijv. bij meisjes voor rodehond) en kiezen voor alsnog vaccineren of andere manieren van preventie. Een natuurlijk doorgemaakte ziekte laat levenslange immuniteit na, immuniteit door vaccinatie neemt op den duur af.
In de puberteit of jongvolwassenheid kan een kinderziekte weer opspelen. Soms is er een ander type van hetzelfde virus in het spel.
Soms worden er geen antistoffen gevormd na een vaccinatie, ook niet na meerdere herhalingen.

Wij gaan ervan uit, dat iedere vaccinatie een risico inhoudt, daarom zijn wij het er niet mee eens, dat een extra vaccinatie per definitie geen kwaad kan, zoals het RIVM in het antwoord hiernaast beweerd.

Nee, want dat is erg belastend en moeilijk uitvoerbaar.
 

Om dat vast te stellen moet bloed worden afgenomen en in het laboratorium worden onderzocht. Dat is onnodig belastend voor ouders en kinderen en bovendien organisatorisch en financieel niet haalbaar om dat 2,5 miljoen keer per jaar te doen. Het is ook niet nodig, omdat het vaccineren van een persoon die al voldoende afweer heeft opgebouwd geen kwaad kan. Bovendien krijgen kinderen de vaccinaties voor de leeftijd waarop de meeste infecties worden verwacht, zodat het niet waarschijnlijk is dat zij al afweer hebben opgebouwd.
Alleen in bijzondere omstandigheden wordt zo’n onderzoek wel gedaan. Zo wordt tijdens de zwangerschap soms gekeken of de aanstaande moeder beschermd is tegen rodehond. Mocht dat niet zo zijn, dan wordt zij na de zwangerschap met BMR-vaccin ingeënt om in ieder geval in een volgende zwangerschap beschermd te zijn.
Bij sommige werkers in de gezondheidszorg, zoals artsen en verpleegkundigen die op de operatiekamer werken, worden antistoffen tegen hepatitis B bepaald.