Nieuws item

BMR-vaccin had nooit toegelaten mogen worden

Een van de grootste bezwaren tegen het massaal toepassen van vaccins op jonge kinderen is het ontbreken van goed wetenschappelijk onderzoek naar de veiligheid van vaccins.

 

Al vaker heeft de NVKP er op gewezen dat

<typolist>

de observatieperiode in de proeven veel te kort is, enkele dagen tot weken.

de 'proefbaby's' meestal ouder zijn dan de feitelijke vaccinatie leeftijd bij latere toepassing.

alle kinderen met enige gezondheidsproblemen, b.v. stuipen, niet tot de proef worden toegelaten, maar later wel worden gevaccineerd.

er geen echte placebogroep van ongevaccineerde kinderen als controlegroep wordt gebruikt, maar een gedeeltelijk gevaccineerde groep. Men geeft b.v. DTP i.p.v. DKTP als men een proef met de K (kinkhoest) doet. Of men geeft de controle groep een ander vaccin, b.v. het Hepatitis B vaccin bij een proef met het meningococcen vaccin.

</typolist>

 

De vanzelfsprekendheid waarmee men verondersteld dat vaccins alleen maar goeds te brengen hebben, verduistert kennelijk elke wetenschappelijke zorgvuldigheid.

Ironisch genoeg net wat de NVKP soms wordt verweten:'onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing van hun bezwaren tegen vaccins', daar maken deze critici zichzelf schuldig aan.

 

 

Onderzoek in Engeland

In de Engelse krant de Sunday Herald (1) verscheen een voorpublicatie over een onderzoek (2) over de toelating van het BMR vaccin in Engeland, dat bovenstaande bezwaren eens te meer bevestigt. Omdat men bij de introductie van vaccins in Nederland meestal verwijst naar veiligheidsonderzoek in het buitenland, w.o. Engeland, is dit artikel ook van grote betekenis voor de veiligheid van het Nederlandse BMR vaccin.

Hieronder geef ik een samenvatting van dit artikel, later zullen we u uiteraard ook informeren over de publicatie van het volledige onderzoek:

 

' Het controversiële vaccin voor Bof, Mazelen en Rode Hond (BMR) had nooit toegelaten moeten worden, volgens een opzienbarend artikel dat volgende maand (januari) wordt gepubliceerd.

 

Medici, waaronder een voormalige ambtenaar op het ministerie van gezondheid, verantwoordelijk voor de toelating van medicijnen, betogen dat het BMR vaccin niet had moeten worden toegelaten in 1988, omdat er onvoldoende bewijs was over de veiligheid, en de beslissing om het toe te laten was prematuur.'

 

Dit schrijven vooraanstaande autoriteiten betrokken bij de goedkeuring van medicijnen in een komende uitgave van de 'Journal of Adverse Drug Reactions'. Ze geven commentaar op een artikel van dr. Andrew Wakefield, een gastroenteroloog van het Royal Free ziekenhuis in London, en Dr. Scott Montgomery, een epidemioloog van het Karolinska ziekenhuis in Stockholm, over het proces dat leidde tot de introductie van het vaccin dat in verband gebracht wordt met autisme bij kinderen. Beide staan kritisch tegenover het bewijs dat de introductie van het vaccin rechtvaardigde.

Vanwege de grote gevolgen die dit artikel zou kunnen hebben op de acceptatie van het BMR vaccin, is het vooraf aan publicatie voorgelegd aan een aantal medici die betrokken zijn geweest bij de toelating van medicijnen.

 

Commentaren

Doktor Peter Fletcher, een vroegere ambtenaar van het ministerie van gezondheid, bekritiseert de beslissing die zijn opvolgers hebben genomen. Hij zegt: 'op z'n best gezegd, was het bewijs voor de veiligheid heel dun, er waren te weinig patiënten die gevolgd werden over een te korte periode. Drie weken is niet genoeg, vier weken ook niet.

Op basis van de effectiviteit van de enkelvoudige vaccins die beschikbaar waren, had het Comité voor de Veiligheid van Medicijnen, er van kunnen uitgaan dat de vertraging in toelating van het BMR vaccin niet zou resulteren in een catastrofale epidemie van mazelen, bof en rode hond. Voorzichtigheid had het uitgangspunt moeten zijn, er had antwoord moeten zijn op een aantal belangrijke vragen, en er had een studie met een observatietermijn van twaalf maanden op 10 tot 15 000 patiënten moeten plaatsvinden, en daarna een zorgvuldig programma om de bijwerkingen te registreren.

Het verlenen van een toelating was in ieder geval prematuur. '

 

ProfessorDuncan Vere, een van de andere commentatoren op het artikel, farmacoloog en voorheen lid van het Comité voor de Veiligheid van Medicijnen, is het ook eens met het bezwaar tegen de te korte observatie termijn bij de testen van het BMR vaccin. 'In bijna alle gevallen was de observatie termijn te kort om rekening te houden met het begin van uitgestelde neurologische en andere bijwerkingen, verklaarde hij. ' De interactie tussen vaccins is niet goed bekeken wat betreft kinderen met meerdere vaccinaties en een potentieel slecht ontwikkeld immuun systeem.'

Hij voegde er aan toe:' het is mogelijk dat een groep kinderen bestaat die abnormale reacties vertoont op het mazelenvirus, zoals darmontstekingen en neurologische ziektes.

In de huidige omstandigheden lopen ze een grote kans te worden gevaccineerd.

De huidige data werpen geen licht op deze vraag en nieuwe vergelijkende studies zijn nodig om een antwoord te vinden.'

 

Commentaar van een van de schrijvers van het artikel.

Volgens Dr. Montgomery die vroeger gewerkt heeft met Dr. Wakefield, in het Royal Free ziekenhuis in Londen, zijn de meningen van deze critici vooral belangrijk in verband met hun betrokkenheid bij de toelating het BMR vaccin. Hij zegt: "De mensen die het artikel hebben beoordeeld waren verantwoordelijk voor de veiligheid van medicijnen en wat ze zeggen is:' had dit vaccin wel toegelaten mogen worden?"

Ook volgens een woordvoerder van de 'Journal of Adverse Drug Reactions' komen de commentatoren tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de veiligheid van het BMR vaccin.

 

 

Peter Guinee

 

 

Bronnen.

(1) Sunday Herald 10 december 2000, www.sundayherald.com/news/newsi.hts?section=News&story

(2) Wakefield and Montgomery, Journal of Adverse Drug Reactions, January 2000.