Bevatten vaccins nog andere bestanddelen dan de ziekteverwekker zelf?

Bevatten vaccins nog andere bestanddelen dan de ziekteverwekker zelf?

Vaccins bevatten hulpstoffen als Aluminiumfosfaat, 2-fenoxyethanol, Polysorbaat 80, sporen van formaldehyde en van de antibiotica neomycine, streptomycine en polymyxine B. Maar ook resten van de kweekbodems. Er zijn ook stoffen die niet worden vrijgegeven als inhoudsstoffen: via een WOB procedure is geprobeerd alle inhoudsstoffen aan de openbaarheid prijs te laten geven: het is maar gelukt tot 60%, betreffende het Mexicaanse Griepvaccin in 2009.
 
Bij een baby en jong kind is het immuunsysteem nog in ontwikkeling gedurende de eerste twee jaren. Een van de belangrijkste voorwaarden voor de ontwikkeling van het immuunsysteem is het contact met miljarden micro-organismen, die ze inademen, eten, aanraken of op hun huid krijgen.

Bij de productie van het vaccin wordt een bacterie of virus geïnactiveerd of gedood, waardoor de afweerreactie beperkt zal blijven. Er worden minder antistoffen aangemaakt. Door genoemde toevoegingen ontstaan er meer antistoffen.
Vraag voor een vaccinatie om de bijsluiter. Lees deze op de website van het RIVM of hier van zowel de consument en de professionele.
 
RVP vaccins bevatten geen thiomersal (kwikverbinding) meer, maar het vaccin tegen de Mexicaanse griep dat in 2009 gebruikt werd, bevatte wel thiomersal.
Dit laatste vaccin werd specifiek aangeboden aan zwangere vrouwen, terwijl er een thiomersal vrij vaccin in Europa beschikbaar was (Celvapan).

In het Handboek Vaccinatie wordt geadviseerd om zwangere vrouwen geen thiomersal houdend vaccin te geven als er een alternatief is.

Ja, aan vaccins worden vaak hulpstoffen toegevoegd voor betere houdbaarheid of werkzaamheid.
 
Bij sommige vaccins is het nodig om een conserveermiddel toe te voegen, dat de houdbaarheid van het vaccin voor een bepaalde termijn garandeert.
Omdat voor vaccins dode of verzwakte kiemen worden gebruikt, is de afweerreactie bij het kind soms niet sterk genoeg om voldoende afweer op te bouwen. Bij sommige vaccins wordt daarom een stof toegevoegd om deze afweerreactie te versterken. Stoffen die hiervoor vaak worden gebruikt, zijn aluminiumsulfaat en aluminiumhydroxide.
Zowel de werkzame stoffen als de hulpstoffen staan vermeld in de bijsluiters. Je kunt er altijd naar vragen op het consultatiebureau of bij de GGD.
 
Thiomersal is een hulpstof waarover de laatste jaren veel te doen is geweest, omdat het een kwikverbinding is. Thiomersal komt in geen enkel RVP vaccin voor.
 
Naast hulpstoffen kunnen in vaccins nog (sporen van) stoffen aanwezig zijn die tijdens het productieproces zijn gebruikt. Voorbeelden daarvan zijn:
- antibiotica, die tijdens de productie van virusvaccins worden gebruikt.
- formaldehyde, waarmee difterie- en tetanusgif onschadelijk wordt gemaakt
- kippenei-eiwit, dat in vaccins kan voorkomen waarvan het virus op kippeneieren wordt gekweekt (gele koortsvaccins en influenzavaccins).